Voor het berekenen van stikstofneerslag, nodig voor het aanvragen van een natuurvergunning, gaat een vaste afstandsgrens van 25 kilometer gelden. Een drempelwaarde is niet aan de orde.
Afstand
Voor woningbouw, landbouw en industrie/energie gelden nu geen afstandsgrenzen, terwijl voor infrastructurele projecten rekening wordt gehouden met de stikstofneerslag tot 5 kilometer van de weg.
AERIUS Calculator rekent voor wegverkeer (nu nog) met het rekenmodel SRM2 tot een maximale rekenafstand van 5 kilometer. Voor andere bronnen dan wegverkeer rekent AERIUS Calculator met het rekenmodel OPS. OPS kent geen maximale rekenafstand, maar berekent de depositiebijdrage tot een rekenkundige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar.
25 km
Het kabinet acht een gelijkwaardige behandeling van verschillende typen emissiebronnen gewenst en ziet op basis van onderzoek van RIVM en TNO naar de modeleigenschappen aanleiding voor een maximale rekenafstand van 25 km.
Initiatiefnemers hoeven, indien uit de passende beoordeling blijkt dat dit nodig is, slechts in een straal van 25 km rond het project concrete effectieve mitigerende maatregelen treffen en niet langer meer te compenseren voor hele kleine depositiebijdragen op grotere afstand. De maatregelen binnen 25 km zullen ook een positief effect hebben op de projectendeken buiten de 25 km.
Drempelwaarde
Uit de onderzoeken van RIVM en TNO volgen geen aanknopingspunten voor een hogere rekenkundige depositiegrens dan de huidige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Deze rekenkundige ondergrens blijft daarom gelden.
Uit analyses van het RIVM blijkt dat elke locatie in Nederland gelegen is binnen 25 kilometer van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied.
Buitenland
De depositie van verschillende brontypen heeft een piek vlak bij de bron. De hoeveelheid depositie vlakt daarna langzaam af. Ammoniak deponeert relatief sneller dan stikstofdioxide.
In het ons omringende buitenland geldt voor het toepassingsbereik van de gebruikte modellen meestal een afstand kleiner dan 20 km, aldus TNO. Nergens wordt, voor zover duidelijk, ten behoeve van vergunningverlening de afzonderlijke bijdrage van een individuele bron met een rekenmodel bepaald op afstanden groter dan 20 km, zo schrijft TNO in het rapport ‘Afbakening in de modellering van depositiebijdragen van individuele projectbijdragen’ (2021).
Het RIVM heeft in haar onderzoek ‘Verkenning afstandsgrens projectspecifieke depositieberekeningen’ (2021) een groep buitenlandse experts benaderd van omliggende landen en ook de VS met kennis van modellen en beleid in relatie tot het toepassingsbereik van modellen.
In Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk wordt een beleidsmatig gekozen rekengrens toegepast. Voor Duitsland geldt dat de inrichting/emissiebron waarvoor toestemming wordt gevraagd, een afkapcriterium heeft van 0,3 kg N/ha/jaar (21 mol N/ha/jaar) voor Natura 2000-gebieden en een criterium van 5 kg N/ha/jaar (357 mol N/ha/jaar) voor overige natuurgebieden. Bronnen die minder dan deze deposities bijdragen aan een specifiek ecosysteem hoeven niet in beschouwing te worden genomen.
In Denemarken worden verschillende brontypen verschillend behandeld. Er geldt een algemene afstandsgrens van 4 km met een aanvullende drempelwaarde die afhangt van de natuur en bestaande activiteiten in de nabije omgeving. Deze drempelwaarde ligt tussen de 14,2 en 71 mol N/ha/j, afhankelijk van de stikstofgevoeligheid en -belasting in de omgeving.
In het Verenigd Koninkrijk worden bronnen tot 5 km van een stikstofgevoelig natuurgebied doorgerekend met SCAIL, een model gebaseerd op AERMOD, indien die bronnen minstens een depositie van 1% van de KDW veroorzaken.
Dit alles in schril contrast tot Nederland wat uitgaat van een grotere afstand, 25 km, en met een afkapcriterium van 0,005 mol N/ha/jaar feitelijk geen drempelwaarde kent!