Bij de introductie van het ontwerpbesluit op 19 september 2014 bleek dat er geen overgangstermijn was voorzien voor reeds vergunde stallen. Dat gebeurt alsnog.
De staatsecretaris antwoordt dit op vragen van verschillende Tweede Kamerfracties, zo blijkt uit een verslag van een schriftelijk overleg, dat op 20 januari jl. is vastgesteld.
Deze problematiek van al vergunde bouw van stallen speelt in het bijzonder ook voor pluimveehouderijen die te maken krijgen met aangescherpte fijnstofnormen. Maar ook voor andere veehouders die een vergunning op de plank hebben liggen voor niet-emissiearme stallen of een techniek die niet nog voldoet aan de nieuwe, aangescherpte maximale emissiewaarde.
Zou er geen overgangsregeling komen, dan zouden veehouders die bezig zijn met het bouwen van een nieuwe stal maar hiermee nog niet klaar zijn al aan de nieuwe eisen moeten voldoen. Zij moeten dan een nieuwe vergunning en financiering aanvragen en de stal verbouwen, terwijl ze al bezig zijn met bouwen.
De staatsecretaris geeft aan dat ze zal voorzien in een overgangsregeling voor dit soort situaties. De intentie is om de overgangsregeling te koppelen aan de omgevingsvergunning-bouw en de nadelige financiële gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. Ze gaat in overleg met de sector en met gemeenten over de exacte invulling van deze overgangsregeling.
Diverse fracties vragen de introductie van het nieuwe besluit te koppelen aan het moment dat de PAS in werking treedt. Daar is de staatsecretaris het niet mee eens. Wel dat de termijn tussen inwerkingtreding van beiden zo kort mogelijk moet zijn.
“Het ontwerpbesluit moet juist ruimte bieden voor de PAS. Omdat dit geleidelijk gaat, is het van belang om het ontwerpbesluit voorafgaand aan de PAS in werking te laten treden, zij het dat de termijn tussen inwerkingtreding van de PAS en het ontwerpbesluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren zo kort mogelijk is.”
Een aantal emissiefactoren worden naar boven toe bijgesteld. Een hogere emissiefactor kan betekenen dat op papier extra depositie wordt veroorzaakt, terwijl dat in de praktijk niet het geval is. Wat betekent dit voor de houdbaarheid van verleende vergunningen?
De staatsecretaris: “Nb-wetvergunningen worden afgegeven op basis van dezelfde uitgangspunten als omgevingsvergunningen-milieu. De basis daarvoor is het aantal dierplaatsen en de daarbij behorende emissiefactor per dierplaats welke afhankelijk is van het stalsysteem. Een eenmaal afgegeven Nb-wetvergunning is onherroepelijk en verandert niet als bijvoorbeeld de emissiefactor verandert. Dus als de depositie op papier toeneemt maar feitelijk niet verandert, blijft de Nb-wetvergunning van kracht.”
Een wijziging heeft dus geen betrekking op verleende vergunningen. Het kan echter wel consequenties hebben voor (Nb-wet)aanvragen die nog onderweg zijn.