De Raad van State stelt dat er voor het beweiden en bemesten dichtbij natuurgebieden een natuurvergunning nodig is. Het is niet uitgesloten dat er enige invloed in de vorm van stikstofdepositie op de gebieden van uitgaat. Dus zal het moeten worden getoetst.
De rechter erkent dat het weiden en bemesten naar alle waarschijnlijkheid maar heel weinig bijdraagt aan verslechtering van de natuur, maar omdat enige invloed niet is uitgesloten, zal het moeten worden getoetst. ‘Het staat voor deze activiteiten niet vooraf vast dat uitgesloten is dat zij natuurgebieden in de omgeving aantasten’…
Het Europese Hof oordeelde in november 2018 dat een vrijstelling alleen mogelijk is als significante gevolgen voor de natuur op voorhand zijn uit te sluiten. Bij de uitspraak op 29 mei jl. oordeelt de Afdeling dat significante gevolgen voor de natuur niet op voorhand zijn uit te sluiten, zodat alsnog een vergunning nodig is voor het beweiden en bemesten.
Daarnaast stelt de Afdeling dat een onlosmakelijk onderdeel van een activiteit niet los van de activiteit zelf vergund kan worden. Het beweiden dient daarom als onderdeel van de vergunningsaanvraag meegenomen te worden bij de vergunning voor een veehouderij als geheel. Beweiden is immers enkel aan de orde als ook sprake is van een veehouderij. Voor bemesten geldt dit niet. De Afdeling heeft al eerder gesteld dat dit geen onlosmakelijk onderdeel is van een veehouderij.
Consequentie van dit standpunt is dat alle verleende vergunningen voor melkveebedrijven met weidegang ‘onvolkomen’ zijn. In geen enkele vergunning tot nu toe is het weiden als aparte activiteit getoetst. Er zijn weliswaar diercategorieën met en zonder weidegang vergund, maar dat had enkel betrekking op een verschillende emissiefactor van het vee in de stal. De weidegang zal alsnog opnieuw moeten worden beoordeeld.
De minister geeft aan dat er gewerkt wordt aan een oplossing om op een pragmatische wijze invulling te geven aan de eisen van de Afdeling omtrent beweiden en bemesten.
Voor het zomerreces zal ze de Kamer informeren hoe ze invulling wil geven aan bovengenoemde acties, schrijft ze in haar nadere reactie op de uitspraak van de Raad van State inzake het PAS.