De wet die de ‘plattelandswoning’ regelt is op
1 januari ingegaan. De gemeente kan agrarische bedrijfswoningen op het moment dat men met het bedrijf stopt een speciale status geven waardoor ze geen ‘woonbestemming’ nodig hebben en geen belemmering vormen qua geur, fijnstof of geluid voor omliggende veehouderijen.
Maar de wet regelt meer. Was voorheen het feitelijk gebruik bepalend voor de mate van bescherming, nu de status zoals die is vastgelegd in het bestemmingsplan.
Het planologisch regime, en niet langer het feitelijk gebruik, wordt bepalend voor de milieubescherming. Dit was eerder al in de jurisprudentie geregeld, maar nu dus ook in de wet.
De wet regelt in de eerste plaats dat het planologisch regime – en niet (langer) het feitelijk gebruik – bepalend wordt voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten. Illegale gebruikers – illegaal in juridisch-planologische zin – worden dus niet langer beschermd tegen milieuhinder. Slechts gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig een bestemmingsplan, beheersverordening of omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 Wabo komt in aanmerking voor bescherming tegen milieuhinder.
De Wet geluidhinder en de Wet geurhinder en veehouderijen worden overeenkomstig aangepast of verduidelijkt.