De luchtkwaliteit in Nederland is de afgelopen drie jaar verbeterd. Dat blijkt uit de monitoringsrapportage 2013 over het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Nederland voldoet grotendeels aan de Europese normen voor luchtkwaliteit. Alleen enkele hardnekkige knelpunten bestaan nog. Deze knelpunten komen voor in de gebieden met veel intensieve veehouderij of industrie (fijnstof) en de grote steden (stikstof).
60 veehouderijen
Op de lijst van fijnstof vergunningplichtige veehouderijen van december 2013 staan nog 60 bedrijven, waarvoor bij de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is gebleken dat ze een overschrijding veroorzaken of dreigen te veroorzaken van één of meer van de grenswaarden voor fijn stof (PM10). De eerste publicatie van een lijst vergunningplichtige veehouderijbedrijven was in december 2012. Toen waren het er nog 99.
‘Dreigende overschrijding’
Ten opzichte van de lijst van december 2012 zijn 55 veehouderijbedrijven van de lijst afgevoerd en 16 veehouderijbedrijven toegevoegd. Het totaal aantal bedrijven wat overschrijdt of dreigt te overschrijden is gedaald van 99 naar 60 stuks.
- Een veehouderijbedrijf is toegevoegd aan de lijst wanneer het aantal dagen met overschrijding van de 24-uurgemiddelde grenswaarde voor PM10 (50 μg/m3) op tenminste één toetspunt groter is dan 35 dagen.
- Een veehouderijbedrijf is afgevoerd van de lijst wanneer het aantal overschrijdingsdagen op alle toetspunten kleiner is dan 30 dagen. De grenswaarde is 35 dagen. Voor veehouderijbedrijven met een overschrijding volgens de NSL monitoring 2012 en met een waarde tussen 30 en 35 dagen volgens de NSL monitoring 2013, blijft sprake van een ‘dreigende overschrijding’. Daarom zijn deze veehouderijbedrijven op de lijst gehandhaafd.
Of een bestaande overschrijdingssituatie ongedaan is gemaakt of dat een nieuwe overschrijdingsituatie is ontstaan, wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de resultaten van de NSL monitoring. De lijst vergunningplichtige inrichtingen wordt elk jaar geactualiseerd.
Overigens valt een deel van de bedrijven op de lijst onder de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn en is ook om die reden vergunningplichtig.
Generieke maatregelen?
Er wordt de komende jaren hard gewerkt om ook deze laatste knelpunten aan te pakken, aldus staatssecretaris Mansveld (IenM) in haar brief van 17 dec. 2012.
“Individuele pluimveehouderijen zullen worden verplicht tot het treffen van maatregelen in stallen die de emissie van fijn stof reduceren. Daartoe wordt een wijziging voorbereid van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (uitbreiding met emissie-eisen voor fijn stof uit stallen). Het streven is deze wijziging in 2014 in werking te laten treden.”
Hoeve Advies vindt dit geen oplossing en vreest dat het beleid nog gebaseerd is op inmiddels achterhaalde inzichten. Waarom 3.000 bedrijven verplichten tot kostbare maatregelen als het op 60 bedrijven lokaal kan worden opgelost? Pluimveehouders staan aan de vooravond van verdere aanscherping van de maximale emissiewaarden voor ammoniak en ontberen financiële ruimte voor verdere verplichtingen, die bovendien een druppel op de gloeiende plaat zouden vormen als het gaat om het verlagen van de fijnstofconcentratie in Nederland.
Het mag zo zijn dat de tijd om maatregelen te treffen dringt en het niet altijd eenvoudig is maatregelen te treffen die voldoende effectief, en tevens politiek-maatschappelijk acceptabel zijn, het nemen van generieke maatregel in de pluimveehouderij is als met een kanon op een mug schieten en buiten proporties. Er is meer en beter maatwerk nodig – en ook mogelijk.