In IPO-verband hebben de provincies een gezamenlijke aanpak ontwikkeld, ‘Aanpak Tweejaarstermijn Programma Aanpak Stikstof (PAS)’. In het eerste kwartaal van 2018 wordt deze in een pilot getest. Na evaluatie van de pilot in april, gaan de provincies de aanpak regulier uitvoeren. Het pilotproject is vooral gericht op veehouderijbedrijven, omdat Wnb-vergunningen met ontwikkelingsruimte vooral voor dit soort bedrijven zijn afgegeven.
Plan van aanpak
Bij de controles stelt de provincie vast in hoeverre het initiatief is gerealiseerd.
- Bij volledige realisatie zal de provincie de situatie aanmerken en registreren als akkoord.
- Bij geen of onvolledige realisatie zal de provincie de situatie aanmerken als niet akkoord, in principe gevolgd door een brief aan het desbetreffende bedrijf met het voornemen om de verstrekte ontwikkelingsruimte geheel of gedeeltelijk in te trekken.
- Hierbij krijgt het bedrijf de mogelijkheid om binnen een door de provincie bepaalde termijn op het voornemen te reageren door het indienen van een zogenoemde zienswijze.
- Vervolgens beoordeelt de provincie deze zienswijze. Afhankelijk van de situatie en onderbouwde zienswijze kan deze beoordeling leiden tot een besluit van de provincie om een extra termijn te geven om het initiatief alsnog te realiseren, dan wel een besluit om geen extra termijn te geven en de verstrekte ontwikkelingsruimte geheel of gedeeltelijk in te trekken.
‘Gerealiseerd en verricht’
Initiatiefnemers moeten een project of andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld via een toestemmingsbesluit binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dat besluit hebben gerealiseerd respectievelijk verricht. De provincies definiëren ‘gerealiseerd’ of ‘verricht’ hebben zo, dat het vergunde project of de vergunde handeling compleet is afgerond.
Voor veehouderijbedrijven betekent dit:
- De stal(uitbreiding) is gereed, en
- de in de vergunning voorgeschreven systemen (bijv. luchtwassers) zijn geplaatst en functioneren adequaat, en
- de in de vergunning opgenomen soort en aantal dieren zijn op structurele basis aanwezig, afgezien van fluctuaties waarvoor een marge van 10% minder dieren als vuistregel geldt.
Als de provincie bij een controle deze situatie aantreft is deze situatie ‘akkoord’. Veehouderijbedrijven moeten ook na de controle aan de definitie blijven voldoen; als uit een volgende controle blijkt dat er op structurele basis minder dieren worden gehouden, kan de provincie alsnog in actie komen om het toestemmingsbesluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of wijzigen.
Als de aangetroffen situatie op basis van controle is beoordeeld als ‘niet akkoord’, stuurt het team vergunningen van de provincie de vergunninghouder een schriftelijk voornemen tot het, afhankelijk van de specifieke situatie, geheel of gedeeltelijk intrekken van het toestemmingsbesluit en de daarbij verstrekte ontwikkelingsruimte.