De wet die de ‘plattelandswoning’ regelt is op 1 januari ingegaan. Het aanwijzen van plattelandswoningen is echter geen automatisme en de mogelijkheid moet in het bestemminsplan zijn opgenomen.
De status ‘plattelandswoning’ is sinds
1 januari 2013 door gemeenten te gebruiken. In bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen. Maar het gebeurt niet vanzelf. Is uw gemeente bezig met een bestemmingsplanwijziging voor het buitengebied en is die status daar (nog) niet in opgenomen, breng dan (snel) een zienswijze in.
‘Plattelandswoningen’ zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen of worden bewoond. De woning(en) krijgen een speciale status waardoor deze bewoond kan worden zonder dat de agrarische omgeving bang hoeft te zijn voor een beschermde status.
- De boerderij houdt voor de wet het karakter van een bedrijfswoning, maar kan toch door iemand anders worden bewoond.
- Tegelijkertijd hoeven agrarische bedrijven in de omgeving niet bang te zijn voor klachten van omwonenden over overlast.
Is deze mogelijkheid niet in uw bestemmingsplan buitengebied of beheersverordening opgenomen, dan móet de gemeente een voormalig agrarisch bedrijf bij wijziging van de bestemming aanmerken als ‘woonbestemming’ ofwel geurgevoelig object. Deze woning moet dan niet alleen als geurgevoelig maar ook als te beschermen object worden beschouwd in het kader van luchtkwaliteit (fijnstof) en geluid (akoestisch onderzoek). Dit kan zeer belemmerend zijn voor uw veehouderij.
Dit wetsvoorstel lost niet het probleem op voor ‘gewone’ burgerwoningen in het buitengebied. Die moeten als vanouds beschermd blijven worden tegen geur, geluid en stof. Dit is ook wel logisch. Je kunt deze woningen niet zo maar hun bescherming afnemen.