Ouderdieren van vleeskuikens vallen normaliter onder diercategorie E 4. Echter, de wijze van huisvesten van minimoederdieren van vleeskuikens komt meer overeen met de huisvestingssystemen onder de diercategorie E 2 (ouderdieren van legrassen). Het aandeel minimoederdieren is het afgelopen jaar flink toegenomen, nu er steeds meer langzaamgroeiende vleeskuikens worden gehouden.
In de Rav-lijst van legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen zijn een aantal systemen voorzien van een voetnoot, om aan te geven dat de emissiefactor ook van toepassing is voor het houden van minimoederdieren van vleeskuikens. Het gaat om:
- E.2.9.1 grondhuisvesting via buizen onder de beun: 0,125 kg NH3
- E.2.9.2 grondhuisvesting met enkele buis onder de beun aan weerszijden van het legnest: 0,150 kg NH3
- E.2.9.3 grondhuisvesting met mestbeluchting door middel van verticale ventilatiekokers: 0,150 kg NH3
- E.2.12.1 scharrelstal (in twee verdiepingen) met mestbanden onder de roosters (tweemaal per week afdraaien): 0,068 kg NH3
- E.2.12.2 scharrelhuisvesting met frequente mest- en strooiselverwijdering: 0,106 kg NH3
Een minimoederdier is gedefinieerd als een moederdier met een eindgewicht van maximaal 2.400 gram (einde van de legperiode) en een beschikbaar leefoppervlak van minimaal 1.200 cm2 per dier.