Langdurige mestopslag op het pluimveebedrijf vindt doorgaans plaats in een loods. Tot een half jaar geleden gold de omschrijving E.6.100 ‘overige opslag’, sinds juli afgelopen jaar E.6.8 ‘afgesloten loods’. Een wezenlijk verschil.
Rav-code
Afgelopen 1 juli is de Rav-lijst vernieuwd en de additionele code voor langdurige mestopslag E 6.100 plotsklaps gewijzigd in E 6.8. Code E 6.100 gold voor ‘overige opslag’, zonder dat precies is omschreven hoe dat er uit ziet. Onder code E 6.8 is dat plotseling wel beschreven: een ‘afgesloten loods’.
Dit levert veel discussie op bij pluimveehouders met langdurige mestopslag die door toezichthouders worden gecontroleerd. Wordt iedereen die E.6.100 vergund heeft, gehandhaafd op de omschrijving van E.6.8? Moeten pluimveehouders die hun vergunning willen actualiseren, alsnog hun loods aanpassen?
Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit stelt voor de opslag van mest als onderdeel van de inrichting (artikel 3.45) dat:
- de opslag op voldoende afstand van woningen moet liggen (> 50 m);
- de opslag op voldoende afstand tot een oppervlaktewaterlichaam moet liggen (> 5 m);
- het te lozen hemelwater niet in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen;
- en dat het bodemrisico verwaarloosbaar moet zijn.
Deze doelstelling staat toe dat pluimveemest op een plaat of in een sleufsilo wordt opgeslagen, mits vrij van wind- en weersinvloeden en zonder contact met de bodem. Een overkapping is niet verplicht, afdekken is afdoende.
BBT
De Activiteitenregeling stelt in art. 3.65 lid 8: “Indien pluimveemest op een locatie gedurende een half jaar of langer wordt opgeslagen, vindt het opslaan plaats boven een vloeistofkerende voorziening in een afgesloten ruimte met voldoende ventilatie.”
Voor IPPC-bedrijven is een loods de best beschikbare techniek voor opslag. Die ‘moet afgesloten zijn, maar wel voldoende ventileren’.
Er zijn omgevingsdiensten die hier hun eigen invulling aangeven, zoals: ‘Het moet een gesloten gebouw zijn, dat wil zeggen met vier wanden en een deur voor de aan- en afvoer.’
Of: ‘Om condensvorming te voorkomen is een vorm van natuurlijke ventilatie aanwezig (bijv. een venturi-nok).’ En: ‘Dit betekent niet dat een of meerdere wanden grotendeels open kan worden uitgevoerd.’ En: ‘Doordat u de voorzijde van de mestloods niet heeft afgesloten handelt u nog steeds in strijd met het Activiteitenbesluit.’
BREF
Echter, in de BREF had deze definitie betrekking op mest die langer dan een half jaar wordt opgeslagen. Wat “afgesloten” precies inhoudt, is verder niet gedefinieerd. De BREF: ‘The barn is usually a simple straightforward closed construction with an impermable floor and a roof. Is is equipped with ventilation openings and an access door for transport.’
We menen dat de BREF een voorbeeld wil geven van wat men als BBT kan beschouwen, en niet de bedoeling had een definitie voor te schrijven. Nergens staat voorgeschreven hoe er geventileerd moet worden of hoe open of gesloten of dicht een loods moet zijn. Het doel is helder, het middel kan verschillen.
Het doel is de mest vrij van weer- en windinvloeden op te slaan (om de bodem en het grondwater te beschermen) en/of de ruimte in het geval van een mestloods voldoende te ventileren (om broei te voorkomen). Dat kan ook op andere manieren dan de wetgever nu heeft geformuleerd. Want: waartoe moet de loods afgesloten zijn? En: hoezo is een loods zonder deur geen BBT?